‘Ik loop al dertig jaar tegen medische missers aan’

Gepubliceerd op 10 juni 2016 om 21:24

Bij het eerste telefoontje kan ik mijn oren nauwelijks geloven. Een vader vertelt dat zijn kindje onthoofd werd bij de geboorte. Het baby’tje werd kapotgetrokken door een gynaecoloog. Gruwelijk. Ik raak geëmotioneerd als ik tegenover dergelijke verdrietige ouders zit. Dat kan ook niet anders.

Het verhaal achter ons nieuws: René Steenhorst, medisch journalist

Riedeltje

Als ik verhaal haal bij het ziekenhuis, verschuilen de woordvoerders zich achter het privacy-beding: ‘Over patiënten doen wij geen mededelingen’. Ze steken nog net het beleefde riedeltje af dat ze het heel triest vinden voor de nabestaanden.

Zo gaat het altijd, bijna geen ziekenhuis uitgezonderd. De gemiddelde communicatieafdeling heeft een kudde woordvoerders die niks zegt. Dat steekt me, het staat zo haaks op de openheid die ze betrachten als ze een nieuwe 3D-behandeling promoten, of als er een doorbraak is in kankeronderzoek. Dan word ik ontvangen met koffie en cake.

 

Medici die in eerste instantie ruiterlijk schuld bekennen tegenover nabestaanden of patiënten, houden even later de kaken stevig op elkaar als een rechtszaak dreigt. De vrees voor claims is kennelijk inbegrepen bij de opleiding.

Levenslang

Een andere gruwelijke zaak: een verpleegkundige in opleiding voor haar neonatologie-aantekening brengt een katheter in het neusje van een pasgeborene. Ze stuit op weerstand, maar zet door. En poert tot vier keer toe dwars door het neusschotje ín de hersentjes. Het kindje houdt er zwaar letsel aan over en het gezin krijgt drie verzorgers per dag over de vloer. Levenslang, hebben ze. Maar de naam van het ziekenhuis is haas. Schandalig. Gemiste kans ook, want van fouten zou je kunnen leren…

Medische missers, De Telegraaf bericht er al vijftig jaar over, ik loop er al dertig jaar tegen aan. Ik sta vierkant achter benadeelde patiënten, zij hebben mijn steun nodig. Zíj zijn immers de zwakke partij. Wakker lig ik niet van medische ellende, wel pieker ik hoe ik een ingewikkeld dossier op papier krijg. Ik check veel bij mijn netwerk van deskundigen. En ik ben er trots op dat ik in al die jaren nog nooit een kort geding aan mijn broek heb gehad.

Bloed

Medische journalistiek is mijn leven, en dan te denken dat ik bijna voortijdig was afgehaakt omdat ik niet tegen bloed kon…

Mijn werk is zwaar, ik doe nooit ‘helemaal leuk-nieuws’. Diabetes, hart- en vaatziekten en kanker zijn mijn dagelijkse realiteit. Maar mijn vak heeft zin. Laatst belde er een dankbare Telegraaf-lezer die zei: ‘U heeft mijn leven gered met een publicatie over Lyme’. Dan glim ik. De mens is zo broos, een virus zit in een klein hoekje. Neem zika, afschuwelijk,  die baby’s met misvormde schedeltjes. Dat een mug dit aanricht!

Vliegtuigstoel

Een paar jaar geleden was ik zelf patiënt, ik had Hodgkin, lymfeklierkanker. Lag ik wekelijks op de kurenkamer voor chemo, van half tien tot half vijf aan het infuus, in zo’n vliegtuigstoel. Op een ochtend kwam een verpleegkundige binnen en zei: ‘U heeft een goede dag, meneer Steenhorst’. De chemo was zo ‘ingedikt’ dat het nog maar anderhalf uur kostte. Zo was ik live getuige van de snelle vooruitgang van de medische wetenschap.

Toen dacht ik dat ik nooit meer over kanker zou kunnen schrijven, maar het tegendeel is waar. Ik probeerde me altijd al in te leven en zat dicht op de huid van de patiënt. Nu kruip ik ín de huid van de patiënt.

Lezers bellen me met klachten, collega’s consulteren me. Maar ik zeg altijd: ga naar je huisarts, ik ben geen dokter. Ook al krijg ik als het ware elke dag college. Ik ben een eeuwige student medicijnen.

Tekst Marie-Thérèse Roosendaal

Door redactie Telegraaf: Foto: Matty van Wijnbergen

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.